Het is 25 april 1957. Emi (Demijanus Johan) Kaidel woont met zijn ouders en broers en zussen in Kamp Ybenheer in Fochteloo. Ruim een maand geleden is hij twee jaar geworden.
Vroeg in de ochtend gaat Pieter Kaidel, de vader van Emi, naar zijn werk. Emi’s oudste broer is in het buurthuis van het kamp, een andere broer, die hij Tété noemt, ligt ziek in bed en zijn andere broer en zussen zijn ook ergens in het kamp. Zijn moeder, Henderina Pattiwael, staat in de keuken te koken.
In de middag roept Emi naar Tété om te spelen, maar zijn moeder zegt dat dat niet kan omdat Tété ziek is. Vervolgens gaat Emi alleen rondom de barak spelen. Zijn moeder roept hem nog na dat hij in de buurt moet blijven, dan kan zij Emi vanuit de keuken in de gaten houden.
Naast de barakken bevindt zich een sloot. Een boer heeft er een soort stuw gemaakt in de waterlossing zodat zijn koeien er kunnen drinken.
Er spelen wat kinderen en Emi sluit zich bij hen aan. Als de anderen weggaan zegt één van hen tegen Emi dat hij moet oppassen voor de steile helling van de waterlossing.
Een tijdje later roept zijn moeder naar Emi, maar hij reageert niet, waarop ze hem gaat zoeken. Dan ziet ze Emi in het slootje liggen met zijn hoofdje in de modder, verdronken; hij werd slechts 2 jaar.
Deze foto is gemaakt op Hemelvaartsdag 2023.
De familie Kaidel is in Kamp Ybenheer.
Rechts op de achtergrond, waar twee mensen lopen, is de plek waar Emi is overleden. Met de donkere jas is zijn broer Tété en met de witte jas is neefje Emi, die vernoemd is naar de verdronken Emi.
Emi Kaidel ligt begraven op de (nieuwe) begraafplaats in Fochteloo in graf B-71-c.